Fase 2: Persoonsgerichte aanpak radicalisering (PGA)
Doelstelling en omschrijving
Wanneer de in de wet PGA genoemde criteria van toepassing zijn op een individu, kan de weegploeg besluiten om deze persoon op te nemen in de persoonsgerichte aanpak (PGA). De gemeente is regievoerder van de PGA. Onderdeel van de PGA is dat een individu wordt besproken in een multidisciplinair casusoverleg. Hierin stemmen de betrokken ketenpartners het gezamenlijke beeld en de specifieke aanpak af.
Doelstelling
De doelstelling van de PGA is het tegengaan van radicalisering, en het voorkomen van (gewelddadig) extremisme en terrorisme, door de gezamenlijke inspanning van lokale ketenpartners. Een PGA is een integrale, op de persoon of zijn/haar directe omgeving toegesneden mix van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke, zorg- en overige interventies. Bij de PGA werken organisaties vanuit bestuur (zoals betrokken gemeente), strafrecht (zoals de politie en het Openbaar Ministerie (OM)) en zorg (zoals GGZ-partners) samen.
Omschrijving
Het proces van de PGA radicalisering bestaat uit grofweg vier fasen: (1) melding, (2) weging, (3) casusoverleg en (4) monitoren & afsluiten.
1. Melding
Gemeenten, politie en het OM ontvangen in de dagelijkse praktijk op verschillende manieren signalen van (mogelijke) radicalisering. Deze signalen ontvangen zij veelal van lokale partners uit het sociaal-, zorg- onderwijs en/of veiligheidsdomein, soms van ongeruste burgers zoals vrienden en familieleden of van bepaalde afdelingen binnen gemeenten.
Voor deze signalen hebben veel gemeenten een ‘meldpunt radicalisering’ of meldstructuur ingericht. Deze meldpunten zijn niet te verwarren met andere meldpunten zoals ‘Meld misdaad anoniem’ van de Nationale Politie. Het doel is niet de opsporing van strafbare feiten, maar het bieden van hulp, het coördineren van informatie- en vervolgacties, het ondersteunen van professionals en het tegengaan van radicalisering. Als er nog geen meldpunt radicalisering bestaat, is het noodzakelijk dat de gemeente organiseert dat dit soort signalen bij de juiste persoon en instanties terecht komen.
2. Weging
De organisatie waar signalen van radicalisering zijn gemeld, draagt de melding voor aan de gemeente ter agendering voor de weegploeg. Dit overleg weegt gezamenlijk of de desbetreffende persoon moet worden opgenomen in de PGA. De weegploeg bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken gemeente (Openbare Orde en Veiligheid (OOV)) (gemeente waarin de persoon verblijft, of daar voor het laatst heeft verbleven), de politie en het OM en bepaalt welke instanties worden uitgenodigd voor het casusoverleg (artikel 3, Wet PGA). Dat zijn alleen deelnemers die daadwerkelijk een rol en een belang hebben, gelet op hun onderscheidenlijke taken en bevoegdheden. Elke gemeente kan een dergelijk overleg bijeenroepen om een melding te bespreken.
Bij de weging wordt er beoordeeld op basis van objectieve criteria, waaronder (1) de mate waarin betrokkene bereid is geweld toe te passen of te propageren, (2) de mate waarin betrokkene vasthoudt aan extremistische denkbeelden, (3) diens sociale relaties, (4) de mate van identificatie met een extremistische groep of ideologie, en (5) zelfredzaamheid (artikel 5.3, Wet PGA). Bij de weging kunnen de drie genoemde organisaties andere professionals raadplegen zoals duidingsexperts. De weegploeg besluit ook over het afsluiten van een casus (fase 4).
Wanneer de weegploeg beslist tot de PGA stelt de gemeente de betreffende persoon hiervan binnen een maand op de hoogte, er bestaan uitzonderingsmogelijkheden waarmee het notificeren uitgesteld kan worden (zie artikel 11, Wet PGA). Voor de informatieplicht en uitoefening van de rechten op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) wordt een lokaal contactpunt in het leven geroepen, zoals een deelnemende overheidsinstantie of -orgaan (Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), artikel 4, Wet PGA). Mocht een casus niet worden opgenomen in de aanpak, dan kan de melder hiervan op de hoogte gebracht worden.
3. Casusoverleg
Op het moment dat de weegploeg heeft besloten om een persoon in de PGA op te nemen, organiseert de gemeente (veelal door het Zorg- en veiligheidshuis) een casusoverleg met relevante partners, waarin de casus periodiek wordt besproken.
Een dergelijke persoonsgerichte, integrale aanpak is nodig omdat er geen standaard aanpak mogelijk is ten aanzien van personen die radicaliseren of geradicaliseerd zijn. Uit de wetenschap en de praktijk blijkt dat er geen eenduidig profiel van ‘de extremist’ of ‘de terrorist’ bestaat. Dit betekent dat per casus zorgvuldig moet worden gekeken naar de achterliggende oorzaken van risicogedrag. Vanuit dat inzicht moet vervolgens, voor iedere casus, worden bezien welke aanpak en interventies het meest passend zijn. Daarom heet het de persoonsgerichte aanpak: het is maatwerk en vereist nauwe samenwerking tussen verschillende instanties en disciplines. Elke organisatie overweegt, al dan niet in afstemming met de functionaris gegevensbescherming, welke (bijzondere) persoonsgegevens gedeeld kunnen worden.
Er kan worden ingezet op alle leefgebieden (wonen, werk, sociaal netwerk etc.) en de interventies kunnen zowel preventief als repressief van aard zijn. Denk bij interventies bijvoorbeeld aan een traject richting werk, reclasseringstoezicht of de inzet van stop-gesprekken met de persoon waar zorgen over bestaan. Op dit moment wordt door de gemeente Den Haag een interventiematrix uitgewerkt die inzicht geeft in een breed scala van mogelijke interventies.
Methodisch werken en het Werkmodel casusoverleg Radicalisering en Extremisme Het Werkmodel casusoverleg Radicalisering en Extremisme is ontwikkeld voor en door de partners om het casusoverleg te ondersteunen, systematisch te werken met als doel personen gelijkwaardig te behandelen binnen de aanpak. In elke casus moet zorgvuldig worden gekeken naar de oorzaken van risicogedrag en welke aanpak en interventies nodig zijn. Een PGA vereist nauwe samenwerking tussen en inzet van instanties en disciplines: van veiligheid tot specialistische zorg. Het Werkmodel helpt bij deze samenwerking en de inhoud van de aanpak. Per casus wordt met een referentiekader met objectieve criteria beoordeeld of een persoonsgerichte, integrale benadering van een persoon noodzakelijk is, welke partijen een taak hebben of betrokken dienen te worden en door welke partijen relevante gegevens verwerkt moeten worden. Het Werkmodel is via het LSE aan te vragen en er is een training beschikbaar via het ROR. Doelen van het Werkmodel
|
Reguliere deelnemers van het casusoverleg zijn:
- Gemeente, directie veiligheid en Zorg-en veiligheidshuis
- Openbaar Ministerie
- Politie
- Raad voor de Kinderbescherming (in het geval van een minderjarige/ een persoon met kinderen)
- Reclassering Nederland (in het geval van persoon in/reeds uit detentie)
Incidentele deelnemers van het casusoverleg (niet-limitatief):
- Gemeentelijke diensten
- Sociaal domein
- Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
- Onderwijs/Leerplicht
- Landelijk Steunpunt Extremisme (o.a. LIV)
- GGZ (geestelijke gezondheidszorg) en VG-sector (verstandelijk gehandicapten)
- Theoloog
- Jongerenwerker
- Jeugdbescherming
- Veilig Thuis
- Politie; basisteam, ID-WIV (Inlichtingendienst Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten), Team dreigingsmanagement
- NCTV
- Vreemdelingenketen (Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND), Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V))
- Koninklijke Marechaussee (Kmar)
4. Monitoren & afsluiten
De betrokken partners beoordelen periodiek de inzet en voortgang van het persoonsgerichte plan van aanpak. Hierbij nemen zij ook mee of het passend is de casus af te sluiten. Bij uitblijven van nieuwe signalen, kan de weegploeg besluiten de casus af te sluiten. Bijvoorbeeld als de ingezette interventies effectief blijken en bespreking niet meer nodig is of als de PGA niet toereikend blijkt (en er geen interventiemogelijkheden meer zijn). De deelnemers aan het casusoverleg leggen het voorstel tot monitoring of afsluiting ter besluitvorming aan de weegploeg voor (fase B). Wanneer de weegploeg instemt, worden de persoonsgegevens afgesloten en indien nodig geanonimiseerd. Diverse gemeenten informeren de betrokkene met een afsluitbrief dat de PGA is beëindigd. Uiteraard kan een casus altijd weer opnieuw worden aangemeld (fase A).
Kennis en vaardigheden
Naast de benodigde basiskennis over radicalisering kan de weegploeg beslissen een expert (incidenteel) te betreken bij het casusoverleg. In het geval van religieuze radicalisering kan bijvoorbeeld een theoloog worden geraadpleegd of in het geval van psychosociale problematiek een GZ-psycholoog.
Tot slot is kennis over de bevoegdheden en juridische kaders noodzakelijk.
Binnen het multidisciplinair casusoverleg
In het casusoverleg gaat het om vaardigheden om de regie te voeren over de PGA of bij te dragen aan een effectieve PGA. Hierbij gaat de aandacht ook uit naar het signaleren van radicalisering, de wijze van wegen, analyseren en duiden en methodisch werken.
Netwerk
Naast het netwerk in de preventieve aanpak, kunnen de betrokken organisaties een netwerk opbouwen binnen de PGA. Het opbouwen van dit netwerk zorgt ervoor dat signalen sneller en eerder worden herkent en besproken, de onderlinge samenwerking beter verloopt en noodzakelijke interventies gerichter kunnen worden uitgevoerd.
Om de genoemde kennis bij de juiste eerstelijnsprofessionals te krijgen is het noodzakelijk dat gemeenten, als regievoerder van de lokale aanpak, sterke netwerken bouwen met betrokken professionals in hun gemeenten. Dit zijn – naast de partners in het casusoverleg – ook andere professionals die een rol in de signalering van radicalisering kunnen spelen, zodat zij signalen kunnen herkennen en weten hoe en waar zij deze kunnen delen. Een breed netwerk – bestaande uit organisaties die niet op dagelijkse basis te maken krijgen radicalisering - is behulpzaam, zoals eerstelijnsprofessionals, woningbouwcorporaties, deurwaarders, (sport) verenigingen en grote bedrijven (zoals distributiecentra).
Het is van belang om aandacht te hebben voor gegevensdeling.
Interventies
Binnen de PGA worden verschillende interventies ingezet gericht op het versterken van beschermende factoren en op het mitigeren van risicofactoren, die worden uitgevoerd door het sociale- en zorgdomein of partners uit het veiligheidsdomein. Interventies zijn in deze fase meestal gericht op de volgende aspecten van een geradicaliseerd persoon, zoals uitgewerkt in het Werkmodel casusoverleg Radicalisering en Extremisme.
Casusoverleg:
- Actiebereidheid en geweldsbereidheid
- Sociale netwerk
- Ideologie
- Identiteitsvorming
- Zelfredzaamheid
- Praktische zaken (wonen, identiteitspapieren en financiën)
Het is van groot belang dat er afstemming plaatsvind in het multidisciplinair casusoverleg tussen partijen over de interventies gericht op een persoon. Dit zodat interventies elkaar niet tegenwerken maar juist complementair zijn aan elkaar.
Voorbeelden van preventieve interventies/activiteiten door sociaal- en zorgdomein
- Familie- en netwerkondersteuning
- Gezinsbegeleiding
- Coaching vanuit jongerenwerk
- Theologische/ideologische begeleiding
- Sociaal-emotionele vaardigheden
- Praktische ondersteuning bij woning, werk of schulden
- Vrijwillige zorg in overleg met betrokkene (bijv. gesprekken met een behandelaar of opname in een GGZ-instelling);
- Bemoeizorg (dit kan ook zien op hulp bij sociale problemen, zoals schulden);
- Zorgmachtiging, crisismaatregel
- aanmelding bij het Zorg- en Veiligheidshuis voor de levensloopaanpak
- Zorgmaatregelen via de Wet verplichte GGZ (Wvggz)
- Gecoördineerde aanpak in het geval van meervoudige problematiek via Wams
Voorbeelden van repressieve interventies door gemeente of veiligheidsdomein
Binnen de diverse rechtsgebieden (bestuursrecht en strafrecht) is de inzet van veiligheidsmaatregelen mogelijk. In deze handreiking zijn de CTER (contraterrorisme, extremisme en radicalisering)-specifieke maatregelen uit het straf- en bestuursrecht uitgewerkt. Het wordt sterk geadviseerd om over de niet CTER-specifieke mogelijkheden (bijv. een gebiedsverbod o.g.v. artikel 172A Gemeentewet) contact op te nemen met de juridisch adviseur binnen de gemeente.
Bestuurlijke maatregelen
Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid kunnen diverse bestuurlijke maatregelen worden ingezet om Nederland te beschermen tegen terrorisme en/of extremisme, die effect hebben op een casus in de lokale PGA.
De afstemming over deze maatregelen kan onderdeel zijn van de bespreking in het lokale casusoverleg. Gemeenten kunnen de lokaal adviseur van de NCTV bij het casusoverleg uitnodigen om advies te bieden over onderstaande maatregelen.
Lees verder
Vragen?
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Mail dan naar pls@minjenv.nl.